Spanish Dutch Dictionary

español - Nederlands, Vlaams

todo in Dutch:

1. alles


Dat is alles.
Alles wat we ons kunnen voorstellen is echt, maar wat echt echt is, is de echte vraag.
Ik vermoed, dat achter alles wat we doen moeten, wel iets zit, wat we doen willen...
Alles wat iemand over het leven moet weten, heb ik geleerd van een sneeuwpop.
Ik kan nooit anderen aan het werk zetten, ik doe altijd liever alles zelf.
Hij werkt bij een wetenschappelijk instituut waar taalkundigen, letterkundigen, historici, sociologen, economen en andere wetenschappers onderzoek doen naar alles wat met kabouters te maken heeft.
Vergeet het verleden. Vergeleken met gisteren, verkies ik vandaag. 't Is daarom dat ik probeer te genieten van het moment, dat is alles.
Nederland heeft van alles te bieden qua natuur: duinen, heidevelden, wadden, koraalriffen, mangrovebossen en nog veel meer.
Ho, hemel! riep de moeder uit, "wat zie ik? Haar zuster is de schuld van alles; ik zal haar dat betaald zetten!"
Vroeger, toen we nog guldens hadden, was alles veel goedkoper dan nu met de euro.
Ik luister graag naar muziek, naar jazzmuziek boven alles.
Als ik een ander land bezoek, eet ik daar alles, ik leer de taal een beetje, minstens enkele zinnen. Op die manier voel ik me er meer thuis, en gelukkiger, in vergelijking met de meerderheid van mijn reizende landgenoten.
En? vroeg de ongeduldige verkoopster toen Dima het gesprek beëindigd had. "Is alles nu in orde?"
Het leek erop dat lezen een van zijn ongezonde gewoontes was, aangezien hij zich even gretig stortte op alles wat hij maar in handen kreeg.
Vermoord me! Vermoord me! Vermoord alles van mij!

Dutch word "todo"(alles) occurs in sets:

Spaans hoofdstuk 5
KORT & VZ (DOOS)