Spanish Dutch Dictionary

español - Nederlands, Vlaams

costar in Dutch:

1. kosten kosten


Hoeveel kosten deze schoenen?
Kosten noch moeite sparen.
Vliegen zal u meer kosten.
Dat zal € 30,- kosten.
In het begin konden we de eindjes aan elkaar knopen maar na verloop van tijd konden we onze kosten niet meer dekken.
Het zou me te veel tijd kosten om je uit te leggen waarom dat niet gaat werken.
Het zal u 100 dollar kosten om naar het eiland te vliegen.
Volgens de laagste schatting zal dat dertigduizend jen kosten.
Hij berekende de kosten.
De sigaren kosten twee mark.
Het gaat over kosten.

Dutch word "costar"(kosten) occurs in sets:

Spaans voca hoofdstuk 1/2 VWO 4
beg 2 werkwoorden