Spanish Dutch Dictionary

español - Nederlands, Vlaams

cortar in Dutch:

1. knippen knippen


Laat uw haar knippen.
Hij liet zijn haar kort knippen.
Uit de boeken die in de kast staan mag je in geen geval plaatjes knippen.
Ik liet mijn haar knippen bij de kapper.
Knippen, wassen en drogen alstublieft.
Waar hebt ge uw haar laten knippen?
Zou je het zo kunnen knippen? "Een beetje korter van voren en wat langer opzij graag."

Dutch word "cortar"(knippen) occurs in sets:

Spaans hoofdstuk 4

2. snijden snijden


Ze is broot aan het snijden.
Het is goed riemen snijden van andermans leer.