Spanish Dutch Dictionary

español - Nederlands, Vlaams

bailar in Dutch:

1. dansen dansen


We dansen de wals.
Ge kunt toch dansen, ja?
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Vanavond gaan we dansen.
Wilt u met me dansen?
Ik wil graag met je dansen.
Wat jammer dat je niet kan dansen!
Ik hou van dansen
Waar heb je dansen geleerd?
Waarom komt u niet met me dansen?
Laten we dansen op haar lied.
Zij wil dansen.
Aan acht jaar begon ze te dansen.
Mijn vriendin kan goed dansen.

Dutch word "bailar"(dansen) occurs in sets:

Vrijetijdsactiviteiten (f.pl.) in het Spaans

2. dans dans


Ik dans graag.
Er ligt een boek over dans op tafel.

Dutch word "bailar"(dans) occurs in sets:

beg 2 werkwoorden