Spanish Dutch Dictionary

español - Nederlands, Vlaams

abrir in Dutch:

1. open open


Doe niet open voordat de trein stopt.
De tentoonstelling is al open.
Open je hart.
's Nachts zet ik mijn paprikaplantjes bij het open raam, zodat ze een beetje kunnen harden voor ik ze buiten poot, want ze hebben nu nog zulke dunne steeltjes.
Dankzij de open haard biedt deze kamer comfort.
Als dat kon, zou hij 8 dagen per week open zijn.
Het is aardig van je een deur open te houden voor een dame.
Houd voordat je trouwt je ogen goed open. Knijp nadat je getrouwd bent een oogje toe.
Men kan deze deur op geen enkele manier open krijgen.
De deur gaat niet open; het slot moet defect zijn.
Omdat het zondag was, waren de winkels niet open.
Open uw hart en vertel mij alles.
Toen ik mijn ogen weer open deed, stond er ineens een onbekende dame voor mijn neus.
Je zou echt eens moeten beginnen denken voor je jouw mond open doet, je zou op die manier veel misverstanden kunnen vermijden.
Open uw boek op bladzijde negen.

Dutch word "abrir"(open) occurs in sets:

beg 2 werkwoorden

2. opendoen opendoen


Kan iemand de deur opendoen alsjeblieft?
Moet ik alles opendoen?

3. openen openen


Kan je de deur openen?
Ze vroeg zich af welke deur ze moest openen.
Ik vroeg Tom het raam te openen.
Ze vierden het succes door een fles wijn te openen.
Door op deze knop te drukken zal het raam automatisch openen.
Sadako wou er nog meer aan toevoegen, maar haar mond wou maar niet openen.
Wees voorzichtig bij het openen van het pakje, om het snoepbeertje niet te beschadigen.
Door mijn mond te openen op het verkeerde moment bracht ik voortdurend mijzelf en mijn vrienden in verlegenheid.