English Dutch Dictionary
- 
fruit in Dutch:
1. 
het fruit
Dutch word "fruit"(het fruit) occurs in sets:
5. Food: Basic2. 
vruchten
Verse vruchten zijn goed voor uw gezondheid.
Zo de boom, zo de vruchten.
Je onderzoek zal zeker vruchten dragen.
Vruchten bevatten zaden.
Citroenen en limoenen zijn zure vruchten.
Wiskundigen zijn dichters, alleen moeten ze de vruchten van hun fantasie ook nog bewijzen.
Dutch word "fruit"(vruchten) occurs in sets:
Vruchten in het Engelsrelated words
apple in Dutchbanana in Dutch
cherry in Dutch
lemon in Dutch
orange in Dutch
pear in Dutch
pineapple in Dutch
strawberry in Dutch
sugar in Dutch
other words beginning with "F"
frost in Dutchfrown in Dutch
frozen in Dutch
frustrated in Dutch
fry in Dutch
fuel in Dutch
fruit in other dictionaries
fruit in Arabicfruit in Czech
fruit in German
fruit in Spanish
fruit in French
fruit in Hindi
fruit in Indonesian
fruit in Italian
fruit Georgian
fruit in Lithuanian
fruit in Norwegian
fruit in Polish
fruit in Portuguese
fruit in Romanian
fruit in Russian
fruit in Slovak
fruit in Swedish
fruit in Turkish
fruit in Vietnamese
fruit in Chinese
