English Dutch Dictionary

English - Nederlands, Vlaams

address in Dutch:

1. het adres



Dutch word "address"(het adres) occurs in sets:

Space - De ruimte
De ruimte - Space

2. adres


Ken je haar elektronisch adres vanbuiten?
Ik ken haar adres.
Hij vroeg naar mijn leeftijd, naam en adres enz.
Hier is het adres van mijn firma.
Zou u me kunnen vertellen wat uw huidige adres is?
Als ze uw adres kende, zou ze u schrijven.
Ik ken zijn adres. Maar het is een geheim.
Een leuke grap aan mijn adres is een brutaliteit.
Ik weet mijn adres nog niet, ik ga een tijdje bij mijn vriendin wonen.
Als ik tenminste zijn adres wist.
De datum en het adres schrijft men gewoonlijk bovenaan de brief.
Schrijf alstublieft uw naam en adres.
Schrijf zijn adres op.
Heb je zijn nieuwe adres genoteerd?
Ik noteerde zijn naam en adres.

Dutch word "address"(adres) occurs in sets:

Persoonlijke gegevens in het Engels
woordjes hst 7

3. gericht aan



4. toespreken



Dutch word "address"(toespreken) occurs in sets:

Preparation Exam 1