German Dutch Dictionary

Deutsch - Nederlands, Vlaams

spiel in Dutch:

1. spel spel


Het spel begeesterde veel mensen.
Om negen uur was het spel afgelopen.
Ik wil mijn leven niet op het spel zetten.
Laat mij het spel eens proberen alstublieft.
Niet om de knikkers, maar om het spel.
Ondanks de regen werd het spel niet afgelast.
Wanneer begint het spel?
Het spel werd spannend.
Het was afgesproken spel.
Metroid Prime 3: Corruption is een spel van Nintendo dat exclusief voor de Wii verkocht wordt.
Ik weet dat dit allemaal maar een spel is.
Hij staat erop nog een spel te spelen.
Het spel begint om twee uur morgennamiddag.
Laat het spel beginnen!
Hoe spel je je naam?

2. wedstrijd wedstrijd


De wedstrijd werd afgelast vanwege regen.
Ik ga naar elke thuiswedstrijd.
Vandaag ga ik weer naar een wedstrijd, alleen dan eerder dan gisteren.
Wanneer begint de wedstrijd?
Ons team heeft de wedstrijd gewonnen.
Er zijn vijftig deelnemers aan de wedstrijd.
Kamiel en Rafaël schudden elkaar de hand aan het einde van de wedstrijd.
Het lijkt er op dat de volleybalspeler gestraft zal worden wegens te laat komen voor de wedstrijd.
Het maakt niet uit welk team de wedstrijd wint.
De wedstrijd eindigde in een gelijkspel.
Ik ben blij dat jouw team de wedstrijd heeft gewonnen.