German Dutch Dictionary

Deutsch - Nederlands, Vlaams

lügen in Dutch:

1. liegen liegen


Ik wil niet blijven liegen.
Stop met liegen!
Ouders leren aan hun kinderen dat liegen verkeerd is.
Hij houdt van haar haar, haar glimlach, haar ogen? Wow, hij kan verdomd goed liegen!
De waarheid zeggen is veel gemakkelijker dan liegen.
Hij werd beschuldigd van liegen over die zaak.
Neen, ik zal nooit liegen tegen hem.
Tom is een te eerlijke jongen om te liegen.
Ze liegen nooit.