German Dutch Dictionary

Deutsch - Nederlands, Vlaams

bauen in Dutch:

1. bouwen bouwen


Ons bedrijf is van plan een nieuwe chemische fabriek te bouwen in Rusland.
Luchtkastelen bouwen.
Peiling: 37% van de Amerikanen is tegen het bouwen van een moskee in New York.
Het is dom van u, een luchtkasteel te bouwen en ondertussen te vergeten palen in te heien voor de grondvesten.